Plotseling en opeens ben ik alles kwijt
Ook dat wat ik zelfs niet eens ooit heb gehad
Mijn moeder was daarvan het voldongen feit
Dat men mij met het nageboorte vergat
Met een vader onbekend tot grote spijt
Was die uitdrukking feitelijk grof en plat
Want zij was toen eigenlijk die stoute meid
Die met andermans man een relatie had
Een gehuwde man en ik kreeg het verwijt
Terwijl ik om ouderlijke liefde bad
Werd ik neergedrukt in minderwaardigheid
Geen zoen, geen schoot, geen troost, wel een bastaardblad
De naam Van Mullem geschreven in het krijt
Verdween als uitgeveegd in het azijnvat
Om te verdwijnen in aller eeuwigheid
Waar de naam Vermeersch in plaats van Godwil toetrad
Als oudste nooit betrokken of ingewijd
Sta ik nu voor dit leeg gat als schaak en mat
Tot driemaal toe geen graf zeg het wereldwijd
Zelfs mijn laatste hoop, jouw beeld is weg gejat