Langzaam blaast de nacht
de bomen heen en weer
de gure wind om ons heen
laat ons bibberen van kou
dit lange uitgestrekte pad
wat wij bewandelen
lijkt eeuwig te duren
We wandelen
tot de nacht ons laat stoppen
Opeens een schreeuw
diep in de donkere nacht
wolven in de verte
wij worden opgewacht
Langzaam klinkt de toren
van ver en heen, weg
Wij zullen moeten vluchten
Anders gaan wij heen
De angst diep in ons hart
Klopt van pijn in onze keel
Rennen doen wij door de nacht
Naar die toren ver van heen
De wolven achtervolgen
Rennen door de nacht
zij hebben lust in hun ogen
We worden opgewacht
Een boomstronk en struikel
Op de grond
De koude aarde voelt vochtig
Ze hebben ons gehoord
Vluchten
Vluchten
Telkens weer
Nu na deze lange nacht
Doe ik dat niet meer.....