Mooi, die blauwe ogen,
Mooi, dat blonde haar.
Die mij hebben bedrogen,
Het is pijnlijk, maar kennelijk toch waar.
Ach zo mooi van buiten,
Maar intussen zo leeg van binnen.
De liefde die ik probeerde te uitte
maar wist niet hoe ik moest beginnen.
Wist niet hoe ik het ijs moest breken,
Dat daar lag, rondom zijn hart.
Met bijlen die zo scherp leken,
brak ik met moeite maar een kwart.
Ik heb de moed maar opgegeven,
ik zal ook niet langer zo doorgaan,
maar hij zal en blijft mijn hele leven in mij voortbestaan.