in mijn kamer
boven de trap naar rechts
ligt mijn gitaar
die ik slechts
drie uur per dag bespeel
zonder dat ik me verveel,
zes snaren bevat het ding
hard gespannen langs de steel
het maakt me naar mijn zin
zonder dat ik me verveel,
tokkelen en slagen
muziek vormt een groot geheel
ik blijf spelen
zonder dat ik me verveel,
een liedje
door noten geschreven
door een onbekende passie
word ik er naar gedreven
ik speel een stukje
ik maak een deel
schrijf een tekst
zonder dat ik me verveel,
mijn gitaar is me heilig
als een god voor de paus
noten zijn mijn eten
en klank is de saus
wat is schrijf is onbelangrijk
het is zo bitter als kaneel
muziek spelen is omvangrijk
zonder dat ik me verveel.