Puntige barricadenbalken,
Verraderlijke valkuilen,
klauwen en vallen van het noodlot.
De sabel in het luchtruim,
De flagellantische falanx paraat,
De striemende strijd start!
Ruiters stuiven over de hindernissen,
Met de spies voorwaarts gericht,
en boren dodelijk,
dwars doorheen de schitterende schilden
van de verraderlijke vijand!
De storm!
De strijd!
Het streven!
Het sterven...
Krampachtig knokkend,
Staal tegen staal,
De glans van de koude dood,
Klinisch kil in het zonlicht.
Het gruw'lijk gehuil,
als van jammerende hyena's,
van creperende kinderen,
van sneuvelende sukkelaars!
De dood in een zwart geheel
van huiveringwekkende hellebaarden,
aan flarden gescheurde vaandels,
roestende harnassen,
rottende karkassen,
de laatste strijders...
Zij dolen,
duizelend,
doorheen dit dodendal.
Verweesd, verdwaasd, verdoofd.
Krijsend, kruipend, kreupel.
De blinde woede dreef ons voorwaarts,
als een kudde woeste wolven,
recht in de muil van de Hel.
Het hemelse doel niet bereikt,
en al de rest is...
zwartgeblakerd.