Hier schijnt geen zon.
Vanuit een ver verleden denk ik aan je en kijk ik naar je en ik weet niet waarom.
Ik zie je zitten aan de rand van een fontein,zonder dat jij er weet van hebt.
Je lacht en even kijk je mijn richting uit.
Dat verbaast me enigszins omdat ik zeker weet dat jij me niet kan zien;simpelweg omdat ik er niet ben.
Maar toch lijkt het alsof je me,onbewust weliswaar,naar je toe wil leiden.
Ik merk dat de zon daar bij je schijnt en het lijkt wel alsof alle mensen die je omringen gelukkig zijn.
Hier schijnt ze niet maar ik ben blij te zien dat ze dat later wel zal doen.
Je lacht opnieuw en ditmaal terwijl je een muntstuk over je linker schouder achter je in de fontein werpt.
Ik laat je graag in de waan dat jij de enige bent die weet heeft van je wens maar ik weet dat hij uit zal komen.
Ik weet ook dat als je straks de slaap vat je zal dromen en dat die droom je nog lang zal bijblijven.
Meer nog,je zal hem nooit vergeten.
Die droom zal als alle andere dromen een verhaal vertellen maar het bijzondere eraan is dat hij een andere kleur heeft.
Deze nacht zal je de dingen niet zien zoals je ze eerst zag of zoals je ze nu ziet en daardoor zal het je altijd bijblijven.
Je zit aan de rand van een fontein en heel de omgeving is gehuld in een goudgele kleur.
Net als de kleur van de zon vlak voor dat ze opkomt of later weer verdwijnt achter de horizon.
Het lijkt wel alsof iedereen die je rondom je ziet gelukkig is en dat geeft je een warm gevoel.
Maar dan,plots,verandert alles.Je ziet niets meer.
Alsof iemand ineens aan het koordje van het licht getrokken heeft.
Alsof je ineens blind geworden bent.
Je weet niet wat te denken,je twijfelt en daarenboven is het ook nog eens volledig stil.
Je weet niet langer wat te doen en staat op het punt jezelf te verliezen totdat je plots iets hoort.
Het is een stem die tot je spreekt.Een mannenstem.
Hij stelt je gerust door te zeggen dat daar waar hij zich bevindt ook geen licht is en geen zon schijnt.
En hij voegt er aan toe dat alles straks weer anders zal zijn wanneer je terug wakker bent.
Nadien zal je rustig ontwaken en de mooie goudgele glans en de geruststellende stem uit je droom voor altijd met je meedragen.
Ik kijk nog steeds naar je.Je zit nog altijd aan de rand van de fontein.
Ik weet niet waarom ik je dit allemaal vertel want je kan me toch niet horen.
Ik ben niet daar waar jij bent.Hier schijnt geen zon zoals bij jou.
Maar ik troost me met de gedachte dat hier ooit alles goudgeel zal zijn en dat iedereen hier gelukkig is.
Dat ik wakker word uit een droom waarin jij me geruststelt.
Waarin jij lacht terwijl je een muntstuk over je linker schouder achter je in een fontein werpt en me vraagt te raden welke wens je net gedaan hebt.