Het fluit en fliert in ‘t wilgenhout
En op het halmhoog akkerland
De leeuwerik er boven in het ijle blauw
Met witte strepen waar de schepen vlogen
Tot kort voor middernacht de stilte valt
En de kikkers kwaken regen in de sloot
Langs de wallenkant begroeid met lis en dulen
Of zittend op een plompenblad -verankerd in het veen
en groot genoeg om kikkerlijven op te laten drijven-
te dromen over dril en watervlooien
Ik mijmer zomerbonte vlinders
Op de bloemen langs de weg
Van hier naar slapengaan