...
En de leugens der dagen gingen ijlings
in de donkere zeeën van de nacht teloor
men werden oud en men werden grijs
ja zeker, ‘t leven ging onverbiddelijk door
Het land gleed neer de diepe afgronden
en zonk in ‘n ondoordringbare duisternis
wier soberte met schaamte was verbonden
en het huid der mensen deed breken als glas
Het bewind verrijkte zich aan troon en zetel
en Hildebrand’s dagen werden jammerlijk vergeten
en zo gebeurde het dat zijn zoon Hadubrand nooit
het trieste verhaal van de waarheid kwam te weten
Voorbestemd tot gruwelheden en haat
want van wieg tot wapen onschuldig gezogen
aan de harde tepels van ’t hoogverraad
bekwam Hadubrand een ware woeste knaap
Hij bezat de wijsheid van honderd wolven
en de grove krachten van één enkele beer
maar hij was verblind, door bedrog bedolven
en kreeg zijn dorst naar macht, en naar meer
...
(Wordt vervolgd)
F.