Ik ben moe en afgepeigerd.
Ik wil slapen, een droomloze slaap.
Ik probeer wanhopig wakker te blijven,
want één ding is zeker.
Ik zal dromen.
Ik zal uitgeput wegzakken en dan komen ze.
Ik droom dan over vele dingen.
Ik droom over het verleden, heden en de toekomst.
Ik droom over andere werelden, mensen en beesten.
De dromen hebben een ding gemeen.
Ze gaan over in een nachtmerrie,
steeds dezelfde nachtmerrie.
Een nachtmerrie die mij blijft achtervolgen.
Een nachtmerrie zonder eind.
Ik wil geen dromen, maar toch...
dromen zijn ook iets moois.
Dromen geven een doel.
Dromen geven waarschuwingen.
Dromen geven de kans om te ontsnappen uit het leven,
al is het maar voor heel even.
Alles kan en alles mag in je dromen.
Je kan de mooiste dingen te voorschijn laten komen.
Hele werelden worden gecreëerd en weer weggevaagd
in één tel.
Alleen wil ik geen dromen, want zonder dromen
red ik het ook wel.