Donkerte nog steeds om me heen,
een oorstekend wekgeluid zet me te been.
Ik doe de gordijnen des levens open.
Mistige zonnestraaltjes komen naar binnengeslopen,
dan rustig wandelend op mijn arm.
't Is koel buiten, maar plaatselijk warm,
voorbijgaande mensen die gestaag hun leven uitleven.
De mist doet me verkillen en lichtjes beven,
eventjes komt de gedachten van haar weer naar boven,
het verlangen naar, en toch is de vlam traag aan het doven.
Enkel een wakende vlam die opnieuw kan opvuren,
die gevangen zit tussen vijf muren.
Maar nu mijn hoofdje klaren,
om wat universitaire kennis te vergaren.