Tussen hemel en aarde
Als moeder aard' haar zoon verstoot,
Zij wil van hem bevrijd
En werpt hem uit de moederschoot
Dan weet ik dus, het is mijn tijd.
De hemel wordt mijn nieuw verblijf,
Ik ga dus emigreren
Zoek daar dan wel mijn tijdverdrijf;
Schilderen, dichten, emailleren.
Ik pak mijn koffers dus meteen
En stop daarin de hele boel.
De tocht zal lang, vermoeiend zijn
Maar halverwege staat mijn stoel.
Daar zal ik dan een wijle rusten.
Een visstal is wat mijn oog ontwaarde,
Ik zou een harinkje wel lusten;
Keek voor het laatst naar moeder aarde.
Ben ik de hemelpoort gepasseerd,
Het gaat mij goed bevallen,
Ik stuur een kaart, gegarandeerd,
Met een uitnodiging voor allen.
De tocht is zwaar en af en toe
Heb je de wind goed tegen,
De weg is lang, maar word je moe;
Mijn stoel staat halverwege.
04-2000