Doe het licht uit en hult de kamer in duisternis,
Net als m'n hart waar het donker en koud is.
M'n ogen kijken dof de wereld in ,
als een raan van mat glas in een deur.
Met angst in m'n hart ga ik op weg de wereld in,
als een bange muis schichtig om zich heen kijkend naar de wrede kat, bang om verorbert te worden.
Wie ben ik?
Waar hoor ik thuis?
Waar is het huis met liefde en warmte omwikkelt als een deken?
Waar is de moeder die aan het fornuis staat?
Waar de kinderen koekjes bakken en de man met een tevreden gezicht naar z'n vrouw kijkt en denkt "wat heb ik het toch getroffen"
ik voel alsof ik de enigste mens op aarde ben,
verlaten door iedereen.
Eenzaam volg ik mijn weg naar het niemandsdal om te verdwijnen,en niemand zal om me treuren dat ik verdwenen ben.