Dichters, steden-stichters,
Wanneer wij schrijven over vrijheden
en rijmen in moraal, wanneer wij leed
verdichten laten klinken als verhaal
wij met volle borsten lucht trotseren
‘t lawaai van de wereld in notendop
in moedig mond, fluisterend soufleren
dan stichten wij nieuwe steden met
muren van maché door poëzie bekleden
O als wij van woorden toch stenen
konden maken, hadden wij geworpen
en gesticht, geschreven als de eeuwige
dwazen der lof, van sonnet tot gedicht
we zouden geld en macht als vraagtekens
laten eindigen aan volle zinnen over
wijsheid en verlichting, we zouden al
wat verdwaald is, leiden in juiste richting
we zouden onderrichten, dichten, en
stichten, kleine steden waar mensen
stille wonderen verrichten, en zachtjes
grijnzen terwijl de schone kunsten
ons almaar het Eden doen bewijzen
F.