.
Ik word gewekt door een lijzige stem,
de wijzers liggen op kwart voor drie.
"Het is nu tijd" klinkt het gedempt
"Kom volg me lijdzaam op de hiel".
Verdwaasd stoot ik zijn koper komfoor
waaruit een groenige damp wierookt.
De gesluierde engel gaat mij voor
doorheen een station-ets van Delvaux.
Een grijze gangschacht in hol arduin
stijgt voelbaar onder onze schreden.
Plaveien liggen schots en schuin
en groeien gaandeweg tot treden.
De trap versmalt en wentelt rechts.
Magritte's duif schrikwiekt omhoog.
De bocht verscherpt maar ik volg knechts
diens cirkelsinus langs zijn boog.
Met decimalen van pi als spoor
ga ik duizeldronkend draaien.
Engelwitte kuiten hielen mij voor
wijl beiaardklokken hemels laaien.
Ik tel dagneuzen van oog naar oog
wijl d’ochtendzon zich laaft in ’t westen.
Heksen op bezems schieten omhoog
vanuit vuurtorens en kraaienesten.
De trap verbreedt, de toren waaiert uit,
mijn gids begint flink te versnellen.
Muziek dreunt nu bombastisch luid :
mijn loden benen gaan pompend zwellen.
Spinnen verkleven zich in mijn zweet,
ik trek me voort aan hun ragtouw.
Eén van hun tuikabels begeeft
en besprenkelt mij met zurig douw.
Ik schrik en houd zwaar hijgend stil
mijn leidsman ijlt alweer veel hoger.
De trap draait schommelend om zijn spil
en dreigt zich in de grond te boren.
Ik klim gejaagd zo snel ik kan,
een rat overraast me in een schicht.
Ga ik omhoog of daal ik dan ?
Geen venster biedt mij enig zicht.
De snelheid neemt angstwekkend toe
bij oorverdovend boorgeluid.
Insijpelend water, nu zout, dan zoet
duwt mortelvoegen en ankers uit.
Middelpuntvliedend word ik gespecht
tegen inwaarts groeiende stalactieten.
Mijn voeten drijven opwaarts weg
in Escher’s snelstromende vlieten.
Mijn kegel breekt, ik word geslingerd
met kracht doorheen doorweekte muren.
Met het reflex van een hinkstapspringer
ontwijk ik geisers en lavavuren.
Een haak wordt in mijn hiel geklonken.
Hieronymus lacht me tandenloos toe.
Salpeterzuur dringt in mijn longen
Hoe haat ik dit SS-wastika-gedoe
En frisgewassen nieuwe duivel
(een fascist in hoogsteigen persoon)
ontstoft zijn nagelnieuw kazuivel
en begroet me op hautaine toon.
“Gegroet, heer Aramis, musketier,
u hoopte vast op gouden lepels.
Maar de rijstpap is nòg beter hier :
U knijpt de suiker uit die tepels”
Hel, januari 1705
.