...
Ik ben op plaatsen geweest
waar ik niet durfde te dromen
En toen ik ontwaakte
bevond ik mij in een duister land.
Hoe ik daar was gekomen
waren flarden en demonen, want
het slechte dat ik daar aantrof
zal ik nooit meer vergeten.
Voorzover mijn zintuigen mij niet bedrogen,
of beschermden tegen zulk ‘n verdorvenheid,
wil ik beginnen te schrijven over de dieren
die daar zo eindeloos schenen te zwerven.
Het eerste dier dat ik zag boezemde mij met zulk
een angst in, dat ik vurig wenste snel te sterven.
Want voor mij doemde alsof het uit niets verscheen,
een beest op zoals ik die nog nimmer had gezien.
En ik sidder nog steeds wanneer ik aan haar ogen denk.
Gevuld met een honger die nergens scheen te stillen,
vervult van woede en met zo’n rode gloed
dat ik wel aan bloed moest denken. En zo
waren zij allemaal. En van zulk een eentonigheid
dat ik langzaam wende aan haar gruwelijkheden
maar misschien waren het wel maanden
eer ik eindelijk verder dorst
...
F.