Starend blijf ik voor de spiegel staan,
keurend kijk ik mezelf aan,
terwijl ik denk: Meisje, wat hebben ze je aangedaan?
Wanhoop en helse pijn overheersen m’n lichaam..
ik kan het niet meer aan.
m’n hart doet zeer,
geluk blijft voor mij een droom
want vreugde keert bij mij niet meer weer.
Stop toch met tegen je eigen te liegen,
je kan jezelf niet blijven bedriegen.
Die nachtmerries zijn realiteit en geen dromen:
Meisje, besef nu toch dat je einde is gekomen.
En terwijl ik tegen de spiegel sla met m’n hoofd
besef ik dat het leven in me helemaal is gedoofd..
Bloed stroomt als kleine riviertjes
langs m’n gezicht.
Laatste kijk op mezelf, met als enige
gedachte: “Stom wicht!”
Haat voor mezelf,
haat voor iedereen.
Krankzinnigheid en ik zijn één.
Terwijl ik m’n polsen oversnijd
komt het moment waar ik zo lang op heb gewacht,
Ik voel me langzaam sterven en de helse pijn
die eindelijk verzacht..