't beluikje
kille ochtend
nevelslierten belemmeren het zicht
jouw raam staat open
't is koud in het huis,
't beluikje ruikt schraal
naar beschimmelde armoede
het aroma van de voorbije honderd jaar
jouw 22 lentes, juffrouw,
en jouw gedrevenheid
te overleven
in donkere kamers
met bruin behang
en klamme muren
zal je doen stikken
tenzij ...
tenzij je mijn hand neemt
en je laat leiden
door groene akkers
en vruchtbare velden
naar de kiem
van een beter leven
en je samen met mij
bouwt aan een huis
met rustgevende kamers
en grote vensters
waar ademen geen gerochel is