Jong blad bot weer uit oude bomen,
de beuken dragen nieuwe dromen.
Een mol ontwaakt uit een blinde slaap
en ik doe mee met een wellustige gaap.
Het is heerlijk zolang te kunnen rusten
en opnieuw geboren de lente te lusten.
Een steenuil kijkt gemoedelijk aan
hoe iedereen zijn gang kan gaan.
In het bos is er alle ruimte voor leven,
niemand die er de brui aan wil geven.
Het is er vredig, er is geen strijd,
alles geniet en niemand heeft spijt.
Het is niet om te krakelen of wedden,
wat ons uit de zielenellende kan redden.
Al het leven is instinctief en oprecht
beminnen we elkaar nu zonder gevecht.