Geen mens dat dacht het kan het wel,
geen mens dat wist dat het kon denken,
het leefde in de schaduw mee,
in de gedachten van de mensen.
De wil dat had het wel,
het was de moed die het ontbrak.
Eruit klimmen wilde het al lang,
maar er was geen enkele gedachten waarin dat voorkwam.
Ingedoken stond het aan de kant,
wachtend op de gedachte van een uitreikende hand.