Ik zie niet hoe jouw ogen
mij zullen zien verschijnen.
Ik weet niet of je, net als ik,
in ogen kunt verdwijnen.
Of je met een goede blik,
tot in mijn ziel kunt kijken.
Of je durft, onbewogen,
in één keer te bezwijken.
Ik weet dat ik dat kunnen zou,
zomaar in jou verdrinken.
Zo even tot de kern geraken
en tot de bodem zinken.
Ik denk dat ik daarnaar verlang,
gewoon mezelf vergeven
en in een enkel ogenblik
jou toestaan in mijn leven.
Ik wil dat dit gebeuren gaat,
dat wij elkaar beroeren.
Dat jij en ik ons lef hervinden
en mij mijn mond doen snoeren.