geworpen tegen beter weten, barenspijn
koekoeksjong in duiventil
ik werd aanvaard, stilwijgend dorp,
waar ik wou zwerven, was te klein.
van geest vooral 'k heb nooit begrepen
hoe men daar ooit god kan zijn.
'k zat in café's en liep langs graven
zag geen verschil versteende dood
niemand die mijn dorst kon laven
al was die klein hij bleek te groot.
niemand weet daar hoe wij praatten
wanneer wij 's nachts het gras betraden.
waar wij zacht elkaar betraden
'k herinner mij hoe gij ontving
met open armen open benen
open mond meestal, gekrulde tenen
gij hebt mij daar veel geleerd.
doch 'k leerde meer door u te haten
want gij deed nimmer iets verkeerd
'k hou van de ene fout die gij beging
mij begrijpen wijl ik niets verklaarde.
ik groei maar wil steeds kleiner zijn.
ik sterf van dorst.