Niemand ziet de schoonheid van de bloem,
die zich langzaam heeft ontknopt,
niemand voelt haar rust en vrede,
dat ontnomen wordt wanneer ze kapot wordt geschopt,
Niemand hoort het mooie wijsje van de koolmees,
dat zijn liefdeslied al eeuwen doorgeeft,
niemand zal ooit zijn nes, zijn jongen zien,
omdat de mens zijn nest hem ontnomen heeft,
niemand zal ooit de vlinder zien,
dartelend, met haar gedachte zo vrij,
Niemand zou haar ooit zien ontpoppen,
vergiftigd was zij als rups, daar bleef ze bij,
Niemand zal ooit de jongen vosjes zien,
die spelen rond de moedervos,
niemand voelt haar angst en wanhoop,
wanneer zij door de honden wordt vastgezet in het bos,
niemand ziet de blijheid van de zeehond,
die net een spierwit donzig jong heeft gekregen,
niemand voelt haar machteloosheid en verdriet,
wanneer haar jong wordt doodgeknuppeld: rood van bloed, niet meer in leven!