ik ben schrijver
ik bloed
en ook al ontken ik het
doe ik dat goed
dagen slijten me voorbij
als bomen die je tegen de schedel beuken
onder een flitsregen van onze gezagsvrienden
zonder twijfel zullen het alweer
mooie foto's zijn
ik schrijf in ruimtes
vol plaatsgebrek
altijd elders
nooit hier
op plaatsen waar
het veilig vertoeven is
waar niemand je aankijkt
en zich afvraagt
of je wel degelijk gelijk hebt
daar niet te zijn
mijn gepen
mijn taalkundig gebraak
stinkt niet
het is geparfumeerde vertering en afscheiden
van wonden zonder pijn
breuken van het zijn
schrijver zijn is treurig
triestig, het is een traanvol bestaan
ja, tramaties soms
zelfs draumaties
mijn literaire braaksels
zijn bouwwerken
mooi om zien
maar nooit bewoond
ze prachten en pralen
zijn groteske toetjes
voor het oog
maar ze leven niet meer
oogstrelend vanbuiten
verloederd vanbinnen
dood feitelijk
en net voor ze godvruchtig neerstuiken
en publiekloos ten onder gaan
kan je het geschrei horen
van een klein meisje
Anna, heet ze,
en ze heeft zich bezeerd