M'n hart gebroken heb je, duizend maal, telkens harder. Eerst kleine scheurtjes, nauwelijks merkbaar voor m'n lichaam, maar wel al merkbaar voor m'n ziel. Na verloop van tijd werden de scheurtjes kloven en ravijnen, waar al mijn hoop zich uit pure wanhoop in stortte. En nu is m'n hele hart doorkliefd door jouw woorden, al m'n liefde is verscheurd, mijn gevoelens doorboord door jouw ogen en handen. Maar als je nu heel diep in mijn hoofd zou kijken, heb je door een venster van vuur een uitkijk op de woeste zee, daar zou je golven zien, vechtend met de rotsen, ze beuken ongenadig in op de ondoordringbare muur, waarbij ze een oorverdovend, donderend geluid achterlaten, terwijl het water metershoog opspat, de rotsen wijken geen centimeter. Soms sleuren ze mensen mee in hun geweld, hun ongelijk gevech, mensen als ik, vastgeketend aan mijn verdriet zink ik uitgeput in de bodemloze oceaan van mijn tranen. Ik val geruisloos diep in de ogen van een jonge arend die voor het eerst zijn veren openspreidt en zich overgeeft aan de wind. Net als hem sla ik m'n armen uit en laat me drijven op de zuchten van de wind, in mijn dal, waar verdwaalde wolken het zonlicht buitensluiten, en daarna doorklief ik met m'n vleugels van glas het water en jouw lach...