Iedere avond stond hij daar weer,dronken en beschonken.
Keer op keer.
Hefte zijn zware hand op en liet hem vallen op mijn broer zijn rustende lichaam,onberekend en langzaam.
Daar stond ik,wrijvend in mijn ene oog en met mijn beertje in men handen.Men ma haalde iets uit:de verbanden.
Onze vriendjes kwamen eraan,vlug achter het grote ijzeren hek staan,volgens hem waren we dan ver van de baan.
Zijn beste vriend vroeg hoe hij aan dat blauw oog kwam.
De kast jong,het voelde als een razende en onverwachte vlam.
Jaren later zijn wij beste vrienden en vechten we samen tegen het kwaad.Hij heeft me één geluk gegeven,mijn broer.Men eeuwige beschermer en kameraad.
Hij heeft ons jeugd afgenomen,maar niet onze toekomst.WIJ ZULLEN HET HALEN EN PROBEER ONS MAAR EENS IN TE TOMEN!