“Wacht!” Riep ik nog
“Ga niet weg!”
Ik greep je arm en trok hem naar mij.
Je draaide je om.
In je oog zat een traan gevangen.
Hij wilde over de drempel komen
maar hij voelde de koude aan.
Hij voelde mij.
Neen,
ik moest het nog.
Een laatste keer voelen hoe het was.
Ik drukte mijn lippen tegen de jouwe aan.
Een omhelzing van tederheid.
Voor twee seconden stopte de tijd.
Langzaam trok ik de mijne terug.
Je snikte voor een laatste keer en draaide je weer om.
Daar stond ik dan.
Alleen in de gang.
De koude.
Met een abrikoos smaakje op mijn lippen.
Wachtend op een antwoord.
Ik keerde terug.
Liet me op mijn bed vallen.
Toonde mijn emoties toen je al vertrokken was.
Tranen.
Om me te verwarmen.
Die had ik nodig.
Mijn ogen voor zichzelf laten spreken.
Ik lag er nog even.
Genietend van de stilte.
Eigenlijk ging je niet weg.
Je was al vertrokken.