Wankelend op het randje van de dood,
het verleden duwt mij richting het einde.
Mijn kracht om verder te leven is verdwenen,
de pijn en het verdriet hebben mij uitgeput.
Rood van mijn bloed stroomt over mij armen.
Gedachten zijn zwart gekleurd, maken mij bang.
De donkere duisternis is de enige die mij opvangt,
en de ijzige kilte is degene die mij omarmd.
Vage herinneringen flitsen verward door mij heen.
Mijn tranen die ik heb gehuild dagen en nachten,
de angst die ik gevoeld heb voor de toekomst,
die oneindige diepte van de troosteloze zwarte put.
Tranen heb ik nu niet meer die zijn bevroren in de kou,
verdoofd ben ik door de vele ondragelijke pijn,
vergaan zijn de gedachten en verlangens van hoop,
alles wat ik nu nog voel is grote verlatenheid.