Ineens zit ze er weer
op het randje van mijn bureau,
de vleugeltjes nu in rust gevouwen,
die anders zo kriebelen in je neus
gevuld dat ze zijn, met iedere slag
vol uiteen waaierend sterrestof.
Een denkrimpeltje tussen haar oogjes
als ze mijn hersenspinsels meeleest
duister, treurig en inktzwart
gevangen tussen de demonen,
haar neusje opgetrokken, rimpelig
in afkeuring van zulke gedachten
Ik haal verontschuldigend
mijn schouders op
het is niet mijn schuld,
ze is te lang weggebleven
om mijn hoofd te vullen
met zonnige verhalen
die schitterend van het papier spatten
Plagerig geef ik haar een duwtje
zodat ze bijna van het bureau valt,
haar vleugeltjes fladderen,
om haar fragiel evenwicht te bewaren
opnieuw vult ze onbewust
mijn vreemd, chaotisch hoofd
met magische sterrestof.
Geluk wordt mijn deel
een vlinderkus op mijn neus
voor ze weer verder vliegt
ik wuif haar na
in haar belletjes klinkt twinkelend
de zachte belofte
dat ze me nimmer meer
zolang in de steek
laten zal ....