Schoon Rome, voor Susan
Op een oude brug in het mooi Venetië
Is waar ik haar den eerste malen zag
Dochter van de markies, vrouw van de deugd
En aan haar alleen, Talassio,
ontleen ik mijn ware dichterslach
Gekleed in een pels van jagersrood jasmijn
Haar, sierlijk krullend tot een waar hertengewei
Marmer witte wangen
die bloosden bij een zachte tongenkus
over oud schrijfgerei
Deze vrouw was het borstbeeld van schoonheid
en u zult begrijpen dat ik niets dorste
die eerste keer in Venetië, waar ik haar
eindeloos bezong, terwijl ik hopeloos verdronk
tussen haar eeuwig deinende borsten.
Maar toen kwam Rome, O schoon Rome,
Uw stenen zijn de tanden van verlangen,
in u herbergt de glimlach van een God!
Ik zag haar daar, toen de tweede keer,
de fluistering van het lot, in haar ogen gevangen
Daar in Rome, had ik mijn heldenhart herwonnen
Een geplaveide weg van edelstenen en vrijpartijen
schitterde als een boze kus in koele lenteregen
De slagen van het hart bazuinden in het rond
als klinkende symfonieën van proostende snuisterijen.
Vele reizen hadden we daarna nog ondernomen.
De wereld als schoon geklopt tapijt van woeste poëzie
Florence, Parijs, allen met de pure allure van ware adel
Maar daar, in schoon Rome, Susan,
waren we eindelijk - samen.
F.