De dagen schuifelen maar zachtjes
Één voor één naar voor
Ze gaan zo traag dat ik al denk
Dat gisteren morgen is
Schuifelend doorheen de tijd
Achter elkaar, in 't zelfde spoor
Gewoon maar achter elkaar aan
Zonder één betekenis
Ik zou wat willen doen
Aan de traagheid van de tijd
Ze een duwtje willen geven
Als dat helpen zou
Maar ach het blijft zo traag gaan
In z'n bescheidenheid
En het brengt toch niet veel op
Al dat getrek, gesjouw
Dus laat ik maar genieten
Van de dagen zoals die komen
Al gaan die dan zo traag
Dan wacht ik wel even
Met van "morgen" dromen
Want "vandaag":
ik zie je graag.