Na twaalven en verlaten:
Stil; er branden drie lampen
stil; er klinkt muziek
de avond is een nacht, en
stil; meer is er niet.
Stil; er gaan gesprekken
stil; de rondte door het ruim
een zo stillende golf aan woorden
stil; of je verstaat ze niet.
Ik wil maar verloren zijn onder de avondlampen
maar vervuld zijn met de zinnen die niet slapen gaan
maar blijven blaken, niet verdampen.
Ik wil maar bij je zijn nu het zo stil slechts is
maar stromen bij het heel zo helder licht
maar blijven waken, niet verkrampen.
Ach, ik wil maar zíjn deze nacht
het is niet veel, het is maar wat lachen zonder klacht
het is maar leven en wat lopen.
Ik wil gaan maar naar het ochtendgloren
het is maar om niet te slapen gaan
want als je zo verloren was onder deze avondlampen
ach, dan is het ochtendlicht zo mooi.
Stil; er branden drie lampen
stil; er klinkt muziek
de nacht is zo verbijsterend
stil, maar ik hoor het niet.
Stil; ik hoor haar komen
stil; ze blijft hier staan
van lavend zotte warmte's
stilte spoeld hier aan.
25'02'1995.