De wereld draaide tollend
op het mens-erger-je-niet-bord. Haardvuur
en chocolademelk hielden
de regen buiten. Het spel hield
Piet, Klaas en Wouter rustig.
De wereld bleef maar draaien want
er was een heftige discussie gaande:
De één vond dat hij
aan de beurt was. Want hij was
dé één, de stip, het begin van alles en
tevens maakte hij alles uniek. De twee wierp
tegen dat hij niet alles even maakte, maar
alles even was, bij zijn gratie.
Hij was gevorderder dan de één. Twee keer
zoveel, om precies te zijn.
“Nou, ik ben drie keer zoveel
als de één, dus ik moet boven” zei de drie en wou net
toevoegen dat ie heilig was, de vier hem
interrumpeerde met de overweging
dat ie twee keer
twee was en dus dubbel was.
Van verontwaardiging stokten alle tegenargumenten
van de twee in zijn keel. In de lachbui
die dit bij de vijf ontlokte merkte de zes op hoge toon
op dat hij drie keer even was en dat hij iedereen
nog een keer liet lopen. Tot hun grote vreugde, nog wel.
En terwijl de even getallen vochten om wie
het meest even was, de één met de drie discuseerde
om de hoogste theologische titel en de vijf alleen maar kon lachen.
Toen schokte de wereld want die had besloten.
Piet pakte de pion van Klaas en Wouter
slurpte minzaam aan zijn chocolademelk...
Auteur: Miriam van der Meulen | ||
Gecontroleerd door: christina | ||
Gepubliceerd op: 22 december 2004 | ||
Thema's: |