Als ik er morgen niet meer ben,
ik er een eind aan maak.
Laat me dan gaan,
staar me dan niet aan.
Zoek geen glimlach om mijn mond,
veroordeel me niet om wat ik deed.
Zeg dan niet,
“ze kon het leven niet meer aan”.
Maar houd in gedachten,
“ze kon...DAT leven… niet meer aan.
Ik heb zozeer verlangd naar vrijheid,
zozeer geprobeerd te vechten.
Maar mijn krachten hebben het begeven,
ik heb het niet gehaald.
Ik heb zo hard mijn best gedaan,
om toch niet op te geven.
Maar machtiger dan mezelf,
waren de pijn en het verdriet.
Als ik er morgen niet meer ben,
ik er een eind aan maak.
Vergeef me dan mijn keuze,
weet dan dat het bleek te zijn,
die doodgezwegen pijn.
Ik wilde zozeer verlost zijn,
van die chaos, verschrikking en pijn.
Ik had geen angst voor ..dat.. leven.
Ik had zo graag die dingen gekund,
waarvoor ik heb gestreden.
Maar mijn krachten hebben het begeven,
ik heb het niet gehaald.
Vaak heb ik mezelf proberen ‘t overtuigen,
toch niet op te geven.
Mijzelf de moed ingesproken,
om verder door te zetten.
Als ik er morgen niet meer ben,
ik er een eind aan maak.
Weet dan dat ik geen angst had voor de dood,
hij was immers mijn toevluchtoord.
Allen die me hebben geholpen,
ben ik dankbaar voor wat ze deden.
Niemand treft schuld om wat ik deed,
ik heb gefaald,
ik heb het niet gehaald.
Als ik er morgen niet meer ben,
ik er een eind aan maak.
Weet dan hoezeer ik heb verlangt naar leven,
naar een leefbaar leven.