De maan verschuilt zich, ze is bang. Bang om de aarde te belichten.. Want daar beneden lopen wezens, waarvan ze niet wilt dat die in aanraking komen met haar stralen.
Maar zoals alles, heeft ze geen controle over haar aanwezigheid. Sinds het beging der tijden staat ze daar. Hoog in de hemel. Alleen maar om de zon af te lossen.
Wat is dan toch mijn nut, *denkt ze* Waarom ben ik, wat ik ben. Bestaat mijn gehele entiteit uit dit.. .Is dit alles, Belichten wat de zon niet wilt zien....
Is dit mijn lijden, beschijnen wat niet gezien mag worden.
In weemoed denkt ze aan de tijd, die lang vervlogen tijden, waar ze de zon afloste, om de slapende onschuld te beschijnen. Deze onschuld die nu al lang vergaan is, verlangt ze naar!