Sinds ik jou ken,
verwarring,
vreugde,
verdriet,
wisselen elkaar af.
Jou te hebben ontmoet,
lijkt steeds vaker op een straf.
Ik hou van jou,
toch voel ik soms haat,
voor de verwarring
die je steeds achterlaat.
Haat,voor de slapeloze nachten,
voor het woelen in men bed,
voor de vele tranen,
omdat ik dit niet zomaar opzij zet.
Toch kan ik jou niet loslaten
ondanks het verdriet,
want zonder jou ben ik niks,
zonder jou besta ik niet.