Kamer 256
Ik zie je daar liggen,
in dat ziekenhuisbed,
zo breekbaar en zo moe...
Het ergste is
dat ik er niets kan aan doen,
dat ik het alleen kan zien gebeuren,
hoe je uit ons leven wegglipt.
Als ik de zetel bij je thuis zie,
zo leeg,
moet ik iedere keer
een traantje wegpinken.
Ieder beetje contact,
een knuffel, een glimlach,
zal ik nu koesteren.