Staand op het balkon
Kijk ik even naar boven.
Zie alleen felle stralen zon,
Die me van het zicht beroven.
Ga zitten en wacht,
Tot de zon zal verdwijnen.
Tot de maan naar me lacht,
En de sterren verschijnen.
Dan kijk ik nog eens naar de lucht,
En zie daar een engeltje zweven.
"Jammer", denk ik met een zucht,
Dat ik dit niet in het echt mag beleven.
Geduldig wacht ik tot m'n droom uiteen knalt
En het engeltje haar boeltje bijeen raapt.
Totdat er een druppel op m'n neus valt,
En ik besef dat ik helemaal niet slaap.
Verbaasd zie ik het engeltje spelen,
Zo puur en zacht, zo éérlijk.
Zie haar vreugde met de wolken delen,
Leven tussen de sterren lijkt me heerlijk.
Plots kijkt ze me aan,
En vliegt ze rustig naar benee.
Zachtjes vraagt ze: "Zullen we gaan"?
En ik, ik ga met d'r mee.
Voortaan zweven we samen in de lucht,
En soms, heel soms vliegen we naar benee.
Dan nemen we iedereen die zucht,
Vrolijk met ons mee..
(Rawwie, jij bent mijn engeltje, dankjewel, dat je me altijd meeneemt naar een plekje waar we gelukkig kunnen zijn.)