Woorden vallen in het niets,
in een grote donkere kamer.
Sta ik daar met uigestrekte handen,
naar jou ,jij laat mij vallen.
Mijn hart doorboord als door een spiets,
sloeg jij jouw waarheid in met een hamer.
Was ik mijn wonden met verbanden,
beschouw ik ons nu als gevallen.
Trilt mijn lichaam hierdoor na,
en denk gedachten die ik kan denken.
Als gevangene van mijn gevoel,
voel ik mij radeloos alleen.
Geen besef van waar ik nu sta,
laat ik mij overspoelen en bedrenken.
Door liefde van anderen en mijn doel,
zo geraak ik nooit verbitterd,zo geraak ik nooit van steen.