Je rende in de regen,
verlatende de stad.
Je liep en kwam daar tegen,
een prachtig mooi zwart gat.
Je wilde je van mij bevrijden,
en sprong gewoon de diepte in.
Na al het lange lijden,
kreeg je eindelijk je zin.
Het zwarte gat dat is niet meer,
je hebt meegenomen in je graf.
Het mijne zoek ik keer op keer,
het nooit vinden in mijn straf.