ergens op een vlaamse boerderij,
vol kippen, koeien en konijnen,
hing aan een ijzeren ketting een trotse hond,
geen mens die dat erg vond,
winter en zomer in weer en wind,
met vuil en modder geplakt aan zijn vacht
zo hield hij gedwee dag en nacht,
heel de santekraam zorgzaam in de gaten
en stond plichtsbewust de wacht,
na lange jaren van schuw blaffen en waken,
kwam een stadsjongen met blozende kaken
als hulp bij 't binnenhalen van de oogst
in de nazomer, de zon was al over zijn hoogst,
onverwachts den hof binnengewandeld,
boer,
mag ik je hond even meenemen,
't is maar om hem eens ferm te wassen,
samen gezellig te wandelen,
zei hij schuchter maar weldoordacht
en droomde luidop in zichzelf,
zo'n lieve hond zie ik wel zitten,
zonder woorden kan je er mee praten,
wie weet kan hij voortaan op me passen !
wat ben jij toch lief en aardig,
getrimd, ontwormd en ontvlooid
en aaide hem gewillig over zijn sterke kop,
jij bent echt al mijn zorg en aandacht waardig,
zo deelde hij gedachtentaal met de hond
die spitste gewillig zijn waakzame oren
en dacht gewis engelengezang te horen,
waar ben jij nu weeral aan begonnen ?
sneerden zijn vrienden geniepig jaloers,
kun je echt niets beters vinden ?
wat ga je met zo'n dier aanvangen ?
brengt het je wat op ?
ben je nu helemaal stekeblind of oliedom
't is een bastaard in plaats van een rashond !
nu sloeg de jongen een andere toon aan,
wat heb ik aan jou, wat moet ik met je beginnen,
zoek een ander been om aan te hangen,
al mijn kostbare tijd is aan jou verkwanseld,
kan zelfs geen prijskamp met je winnen,
onnozele zielepoot, wat dacht je wel ?
zo'n pippo past totaal niet bij mij !
de hond begreep er geen snars van,
stomverbaasd was hij totaal de kluts kwijt,
ineens kreeg ie de volle laag van voren,
zo'n affronten was hij niet gewoon,
nu waren al zijn dromen eensklaps verloren,
want na al die eentonige jaren,
was 't geluk bij een echte zielsvriend te horen,
een steek ging dwars door zijn trouw hart,
langs geen kanten wist ie waar hij het had,
zijn sterke poten daverden los van 't verschot,
van pure ontratie kwansuis onder zijn gat,
een straal kwijl droop uit zijn muil
hij dacht, wat ben ik toch een naieve domme uil,
zo droop hij als een geslagen hond af
naar zijn oude stek,
miljaardenondedju !
brieste de vlaamse boer in alle staten,
de hond werd voor al wat schoon en lelijk was uitgescheten,
waar heb jij gezeten ?
zomaar zonder spreken noch steken
iedereen en alles, heel de boel in plan laten !
aan je ketting en vlug wat in je kot,
hier is je plaats tot je creveert, jij valse zot,
en gaf hem subiet een gemene schop,
haal nog een keer zo'n gedacht in je stomme kop
dan sla ik je helemaal verrot
dat zweer ik bij de duivel en bij God !
wat zijn mensen toch vals en wreed,
treurde de hond verlaten als nooit tevoren,
komen ze van venus, mars of de maan ?
daar krijg je kop noch staart aan,
voor mijn part hebben ze voorgoed afgedaan,
'k begin daar van mijn leven
niet meer aan !