Als de dagen korter worden,
en de nachten veel te lang,
mis ik twee armen die me koesteren,
en eenzaam ben ik bang.
Bang voor heden, en verleden,
angstig voor wat komen zal,
alleen zijn kost me moeite,
niet altijd, maar in dit geval.
Die extra steun ferm in mijn rug,
dat zachtje klopje op mijn schouder,
de snelle zoen "ben zo weer terug",
dat gemis wordt sterker, en ik ouder.
Het blok hoeft niet meer aan mijn been,
die ring niet weer door mijn neus,
maar zonder maatje ben ik niets,
geen mens maar slechts een kneus.
Ik ga stug door, adem in en uit,
zoek niet naar liefde of naar trouw,
toch blijft ik hopen op die ene mens,
die zacht fluistert: ik hou van jou!