(met Buckley op de achtergrond)
in deze konijnenorgie van hersenkronkels
ontwart een weke tinteling
iets herkenbaars uit een melodie
‘t is iets van verdronken verlangen,
van klaargeschonken purp’re wijn
van hemelshoog geplukte noten
en lager gehaalde wortelpijn.
de rivier vergeet haar stomende boten,
rust even in diep zelfbeklag, bewust
van hoe’t had kunnen zijn
het werk ligt wachtend om de hoek
maar wat mag er straks gebeuren?
ik wroet graaf zoek het
bleek en blozend; mijn overall
valt weer nergens te bespeuren
magere melk blubbert in m'n schoenen
gelijk de hersenen van een pasverzopen
hertenjong
die als een bleke wanhoopskreet
wat bubbels boven modder borrelen
het regent en het is september
weer keert het najaar en belaagt
het hart, dat droef maar steeds gewender
zijn heimelijke pijnen draagt