De dag verscheen,
Zoals die nog nooit verschenen was.
Hij verdween weer,
Zoals die nog nooit verdwenen was.
De zon werd terug getrokken,
Om de duisternis te laten heersen.
Om de sterren samen te laten smelten met jouw ogen,
Sterren die naast de maan glimlachen,
Die elkaars hand vast houden.
Zoals ze nog nooit gedaan hadden.
Sterren die geen angst hebben,
Omdat ze een zijn met de maan.
En samen kunnen ze er tegen aan.
Als de zon weer komt,
Geen angst.
Ze weten dat de nacht ooit weer eens aan breekt.
Een nacht waarin ze weer kunnen schitteren,
Kunnen laten zien hoe mooi ze zijn.
Wat dat zijn ze.
Zoals ze nog nooit geweest zijn.
Nooit.