Spieren tot het uiterste gespannen,
wachtend op het groene licht.
Hersenen geven overspannen,
nog éénmaal een laatste overzicht.
Twee spannende kilometers lang,
tot het eind een verbeten strijd.
Vijf vijanden niet bang,
strevend naar een goede tijd.
Plots gaan dan de lampen branden,
al mijn gedachten houden op.
Zachtjes fluit ik door mijn tanden,
en met groen spring ik er bovenop.
De halen houd ik kort,
het tempo moet omhoog,
tot voorbij het 250 m bord,
waarna ik ietsje uitzakken gedoog.
Ritme wordt dan van belang,
boot en lichaam worden één.
Kracht is wat ik van mezelf verlang,
voorbij gaat er geen één.
De halen lang en krachtig,
versnellend tot en met.
Wat voelt dat altijd prachtig,
ik denk dat ik het red.
Nog slechts een sprintje tot de streep,
het blik dat wacht op mij.
Vlak voor dat ik alles uit mezelf kneep,
was alles weer voorbij.
Het was dus weer eens raak,
ik werd wakker in een plas.
Dat gebeurd me al te vaak,
en morgen mag ik pas.