wat samenkomt lag eens uiteen
gescheiden in een laten
gedraal en gebazel was het
gebrek aan moed en kennis
nu schijnen de lichten door
zoveel pronkzucht om niets
een vluchtige wee verveelt
een stilte die verviel
de tijd brengt niet meer verder
dan toen even is geweest
de roep om nu, de wil
te zwijgen bij wat duldt
sterven is geen leven
dat meer tilt dan zwaar
je zakt door een bodem die ongegrond is
je pocht met een weten dat ongekend blijft
ja, je gaat voorbij
nog voor het over is
als kokend water dat bevriest
in stikkende hitte