fiere gieters bedruipen
de flinterdunne hersenspinsels
van de gaargekookte grashalmen
onder hen
ze storten zich leeg
tot ze zelf niet meer weten
welk compliment nog volgen kan,
want ook fiere gieters
zijn niet bodemloos
ik, naïeve grashalm,
ik laat me besprenkelen
tot verzuipens toe,
want water op een dorre huid
vanwaar 't ook komt
doet altijd goed
is altijd nat
smaakt altijd zoet
en hoe ik ook draai
en keer en worstel met mezelf
ik ruik hun vlees en
ik proef hun bloed