prinsendommen staan reikend
en vast, ijdel en bevestigend
in de morgana van de roeste
humane geschiedenis,
en in de zwarte gedaante van de nacht
bedelt een onbestaande
een kruimel brood, uit de
handen van de onzichtbare,
loopt de schoonheid van arm zijn, met minimale
immuniteit om menselijk zijn,
straal voorbij, de maan kijkt toe
terwijl de zon sterft van verdriet
om zoveel menselijk leed,
al veel te lang, gehouden
en verzwegen, ongelaten
maar ergens in dat prinsdom
klopt de koning, een hart, jouw hart
we hebben geel, blauw en rood
onder onze schildersjas,
en de vraag is
of je al dan niet prins of
waarlijk koning
van je eigen toekomst bent ?