mijn hoofd rust op de steen
en ik groei vast
versmelting van mijn been
mijn hoofdhuid tot albast
mijn benen worden hout
mijn tenen wortelen in de aard
het voelt zo vertrouwd
en mijn verzet bedaard
mijn aderen monden in de zee
het zoute water stroomt door me heen
mijn bloed stroomt langzaam mee
en wij worden samen één
één met de wind die door mijn holten suist
resonerende windkrachten in m'n kop
één met de storm die door mijn schedel druist
vermolmde anemonen vullen mijn verkalkte oogkasten op
mijn ribben worden straks koraal
en mijn huid verteerd laat los
en mijn fossiele lichaamstaal
raakt wild begroeid met mos
en nu ik hier zo sta van steen
onherkenbaar en verdord
komt de drilboor van je stem
en slaat mijn vorm aan gort