slechts met mijn raaf
kan ik leven
in de bossen
bij het meer
komt en gaat hij telkens weer
griezel van de nacht
geraamte in mijn hoofd
weerlicht van mijn dromen
aan dit vreemd geheim
mag niemand komen
want zwart en glimmend
als zijn veren
is de inkt van dit gedicht
groot en onschuldig zijn de ogen
van mijn jeugdig gezicht
mijn raaf werd met een mes vermoord
woedend hakte je snavel in het witte zand
kraskraaiend korenbloed
muizenlijk en dodenhoed
komt het ooit nog goed?