zij draagt groen of grijze rokken,
en ik, afgeprijsde sokken,
zwart-wit-blauw, en zij knalrode
of ik witte, uit de mode.
En haar jas is zwart en stoer,
mijne tweedehands, van floer
en groen zoals haar nieuwe rok
hoewel 'k die nog niet zag, ik gok.
En zo doen soms al onze kleren
min of meer hun eigen zin...
waaruit niemand hoeft te leren
da'k niet pas bij mijn vriendin,
nee, mijn broek hoeft niet te passen
bij haar trui of onze jassen,
maar de mensen bij elkaar
zoals ik alleen bij haar.